Op Prinsjesdag heeft het kabinet een nieuw wetsvoorstel gepresenteerd dat het stelsel van overdrachtsbelasting opnieuw inricht.
Het voorstel is om bij het heffen van overdrachtsbelasting vanaf 1 januari 2021 onderscheid te maken tussen zogenaamde starters, doorstromers en overige verkrijgers. Als het plan van het kabinet door het parlement wordt aangenomen, komt het systeem van overdrachtsbelasting er als volgt uit te zien.
Voor starters zou gelden dat zij vanaf 2021 éénmalig vrijgesteld zijn van overdrachtsbelasting bij de aankoop van een woning. Om als starter aangemerkt te worden, moet aan de volgende criteria voldaan worden:
Ten aanzien van doorstromers (natuurlijke personen die een woning kopen) blijft het tarief van 2% overdrachtsbelasting van toepassing, onder voorwaarde dat de woning als hoofdverblijf zal worden gebruikt. Voor ‘aanhorigheden’ bij een woning geldt dat de startersvrijstelling en het 2%-tarief ook kunnen worden toegepast als de aanhorigheden gelijktijdig met de woning worden verkregen.
Voor overige verkrijgers van onroerende zaken gaat het tarief omhoog van 6% naar 8%. Indien de koper dus een niet-woning koopt of de woning niet als hoofdverblijf zal gaan gebruiken, zal er 8% overdrachtsbelasting betaald moeten worden. Een koper die een vakantiewoning of een woning als beleggingsobject aankoopt vanaf 2021, zou dus onder dit verhoogde tarief vallen. Daarnaast valt de aankoop van een woning door een rechtspersoon ook onder dit tarief.
Doel van het wetsvoorstel is om starters en doorstromers meer kansen te geven op de woningmarkt. Mocht u vragen hebben over bovenstaande of andere zaken op dit gebied neem dan contact op met de specialisten van ons kantoor.